De Tatrahond is een Poolse rashond (Polski Owczarek Podhalanski) zoals zijn poolse naam is.
Het is een bewaker van de schaapskuddes in het Tatragebergte . Hij ingedeelt in Rasgroep 1 FCI 252 (Herders en Veedrijvers).
De Tatrahond is een stevige robuuste hond zonder lomp te zijn. Hij mag zeker niet te dogachtig zijn,verder moet hij bewegelijk , alert en waaks zijn.
Rustig intelligent en oplettend, terughoudend maar onverschrokken
De Tatrahond werd in het verleden in Polen veel gebruikt als bewaker van de schaapskuddes en voor de bewaking van het erf.
In west Europa is het voor 99% vooral huishond.
Hij neemt genoegen met matige lichaamsbeweging ,maar
dan wil niet zeggen dat hij niet van lange wandelingen houdt.
Hij kan ook goed mee aan de fiets ,dit wel langzaam opbouwen en vanaf ongeveer 1 á 1. 1/2 jaar.
De Tatrahond heeft niet veel verzorging nodig, zo af en toe wat doorborstelen en wat klitjes verwijderen dat is voldoende.
De vacht is zelfreinigend en het vuil valt er zo af als de hond droog is.
Omgang met kinderen is geen probleem , als de hond vanaf pup zijn, dit ook heeft meegemaakt.
De Tatrahond vindt zijn oorsprong in Polen in het Tatragebergte waar hij vooral vroeger veel gebruikt werd voor zijn originele doel waar hij voor bestemd was (het bewaken van de schaapskuddes en het boerenerf).
Een sterke compact gebouwde hond die kracht en beweeglijkheid uitstraalt.
Rechthoekig gebouwd , de lichaamslengte van de reuen is iets korter dan van de teven.
De schoft is duidelijk gemarkeerd en breed.
De rug is horizontaal en recht.
De lendenen zijn breed en goed verbindend.
De borstkas is diep.
De ribben staan schuin ,tamelijk vlak.
De buik iets oplopend .
Wit ,anders dan wit is niet toegestaan.
De schofthoogte voor reuen 65-70 cm
De schofthoogte voor teven 60-65 cm
De hoogte mag maximaal 3cm hoger dan de standaard zijn.
De hoogte boven deze maten is niet goed ,omdat het niet overeen komt met de bouw van de hond
Middelmatig groot, uitdrukkingsvol, ietwat schuin staand , Iris donkerbruin, de oogranden zijn donker.
Haar op het hoofd , de snuit , de voorkant van de voorpoten de achterpoten vanaf de hak naar beneden is het haar kort en dicht.
De hals en het lichaam zijn bedekt met lang dik, recht of iets golvend haar dat hard aanvoelt met overvloedige ondervacht.
Niet te hoog aangezet ,gedragen onder de ruglijn , indien opgewonden boven de ruglijn gedragen maar niet gekruld.
Hangend reikt de staartpunt tenminste tot het spronggewricht.
De hond moet een schaargebit hebben, echter een tanggebit
is ook nog toegestaan.
Rasgroep 1: Herdershonden en veedrijvers
» Sectie Herdershonden
Een bijdrage van : Fred Doornbos
Wil je een vermelding op deze pagina of je hond laten zien? Meld je dan aan voor een gratis account!
Aanmelden