De Engelse Cocker Spaniel is een middelgrote (circa 40 cm hoge) jachthond met een onverwoestbaar vrolijk karakter en een optimistische aard.
Stevig gebouwd jachthondje, evenredig en compact van bouw.
Vrolijk van aard met een altijd kwispelende staart, zachtaardig en aanhankelijk, maar toch vol energie en uitbundigheid.
Werd en wordt gebruikt voor de jacht op fazanten, konijnen e.d. De taak van de Cocker is het opstoten van het wild zodat de jager het kan schieten.
Door zijn energieke aard vraagt de Cocker om veel vrije lichaamsbeweging, minimaal een uur per dag.
De gladde zijdeachtige vacht moet regelmatig (minimaal eens per twee maanden) met de hand geplukt worden.
De Cocker past heel goed in een gezin met kinderen.
De Spaniel is ontstaan op het vasteland van Europa. In de literatuur vinden we al in de 14e eeuw een vermelding van Spaniels. In de 16e eeuw werd onderscheid gemaakt tussen Setting Spaniels, waaruit onze Setters voortkomen en die zich met het wild lieten vangen onder het net en Springing Spaniels, die het wild opstootten. Uit deze Springing Spaniels ontwikkelden zich in de 19e eeuw de Engelse en Welsh Springer Spaniel, de Engelse Cocker Spaniel en de Sussex en Clumber Spaniel. De naam Cocker Spaniel dankt dit hondje waarschijnlijk aan het feit dat hij werd gebruikt voor de jacht op de "woodcock"(houtsni p).
Compact gebouwde hond met een vierkante voorsnuit en een duidelijke stop. De neus is voldoende breed en goed ontwikkeld voor het scherpe reukvermogen. Lobvormige, laag aangezette oren. De schouders zijn schuin en goed aanliggend, rechte benen met goede botten. De achterhand is goed gehoekt. Diepe borst en goed ontwikkelde ribben.
Er zijn verschillende kleuren, in hoofdlijnen te verdelen in eenkleurigen en meerkleurigen. Bij de eenkleurigen is geen wit toegestaan behalve op de borst.
Reuen van 39-41 cm en teven van 38-39 cm. Het gewicht ligt tussen 12,5 en 14,5 kg.
Vol, maar niet uitpuilend. De oogleden moet goed zijn aangesloten. De kleur van de ogen is donkerbruin of bruin, nooit licht. Bij leverkleurige honden mogen de ogen donker hazelnootkleurig zijn. De uitdrukking is intelligent en zacht, attent, helder en vrolijk.
De vacht is glad, zijdeachtig, nooit stug of gegolfd, niet te overvloedig en nooit gekruld. Goed bevederde voorbenen, lichaam en achterbenen boven de hakken. De rug, hoofd en ooraanzet moeten glad zijn.
Iets onder de ruglijn aangezet, vrolijk en horizontaal gedragen en tot aan het spronggewricht reikend.
Het gebit moet regelmatig, volledig en scharend zijn. Reuen dienen twee duidelijk waarneembare, volledig in het scrotum ingedaalde testikels te hebben.
Rasgroep 8: Retrievers en Waterhonden
» Sectie Opjagende honden
Een bijdrage van : Hadewich van Wessem
Wil je een vermelding op deze pagina of je hond laten zien? Meld je dan aan voor een gratis account!
Aanmelden